De Indische Slangenhalsvogel is net als alle andere Anhinga’s, een aalscholverachtige soort met een zeer lange nek. De structuur van de nek is zoals bij de andere soorten voorzien van sterk ontwikkelde spieren rond een knik in de nek (bij de 8e en 9e wervel) waardoor deze met snelle kracht naar voren kan worden gebogen en naar voren kan worden geschoten om vissen onder water te spietsen. Ze worden ca. 85 tot 97cm groot. Het volwassen verenkleed is bovenop zwart en de bovenzijde van de vleugels en tertials hebben zilverachtige strepen langs de schacht. De kroon en nek zijn bruine en zwart naar de achterzijde van de nek. De onderzijde is zwartachtig bruin. Er is een lichte lijn over het oog en de keel, en een lijn langs de zijkanten van de nek wat het een gestreept uiterlijk geeft. De iris is wit met een gele ring eromheen. De punt van de bovenzijde van de snavel is donker terwijl de basis een lichtbruine snavel is. De poten zijn geel bij juveniele en niet-broedende vogels terwijl broedvogels donkerdere grijze tarsi en tenen met gele zwemvliezen hebben. De geslachten zijn niet gemakkelijk te onderscheiden, maar mannen hebben meestal zwarte spikkels die op de witte keel zichtbaar zijn.